geschreven door Kim
Dit is een korte anekdote die ik in maart 2018 schreef. Het was bedoeld om mezelf voor te stellen in een groep van mensen die aan het onderzoeken waren met elkaar of en hoe ze een nieuwe manier van (samen)leven voor ogen zagen.
Bij het teruglezen raakte het me nog steeds, het verlangen naar een andere wereld, in verbinding en samenwerking met elkaar en onze omgeving.
Een schets van vandaag
‘s Ochtends word ik vermoeid wakker met hoofdpijn en blijf nog even liggen terwijl Michiel met de kinderen ontbijt en even later mij komt halen omdat hij toch echt naar werk ‘moet’. Jak, wordt het weer zo een dag.
Na wat twijfel besluit ik de kids in te pakken en naar Panbos te rijden, waar als het goed is nog 2 gezinnen zullen zijn voor een geplande draagwandeling. Helaas, daar aangekomen niemand te bekennen. Eenzame teleurstelling…
En toen dacht ik aan de post van Tanja een paar dagen terug. Wat als ik hier in dit bos zou wonen? Dan zouden we waarschijnlijk vaak na het ontbijt lekker naar buiten of al ontbijtend buiten zitten. Ik snuif de frisse zonnestralen op, doe m’n ogen dicht en hoor het geluid van timmerende spechten. ‘Do you hear that Luna? That’s a woodpecker, let’s see if we can find it…’ (want we voeden 2-talig op). Samen verwonderen we ons over de drukke bezigheden van een bonte specht die we iets later in het vizier krijgen.
Al wandelend, kletsend, oprapend en mijmerend zetten we onze boswandeling voort. Robin slaapt op m’n boezem in de doek en murmelt zo nu en dan instemmend.
We stoppen bij een vijver om eenden te bekijken. Luna zegt opeens: “10! Het zijn er 10!” Ik: “Ja, ik zie er ook tien, en nog een paar meer…” Luna telt tot 20 (met tot nog toe consequente uitzondering van 11 haha) en vraagt zich aan mij af wat daarna komt. Samen tellen we tot 90 waarbij ik steeds de tientallen aangeef en Luna het riedeltje daartussen opnoemt.
Ik geniet er ontzettend van haar zo puur en vanuit haar eigen motivatie en interesse te zien leren en ontdekken. Een van de zoveel redenen voor ons om schoolgang te vermijden.
We lunchen samen nog even in het theehuis en ik kan het niet nalaten te fantaseren.
Over broodjes boven open vuur of een heerlijke kop voedzame verwarmende soep met onze buren in het bos. Over het groepje kinderen dat ons had vergezeld tijdens onze wandeling zodat mama’s nog even konden rusten, papa, oom, vriend, buur alvast de lunch kon klaarmaken of anderzijds ‘werken’. Over ons knusse eigen plekje waar we weer binnen konden komen zonder de auto in te hoeven, niet omgeven door asfalt en beton. Over de rust die we krijgen door met minder spullen te leven. Over het altijd in de natuur kunnen zijn, met haar leven en leren, nemen en teruggeven. Over het zaadje dat wij kunnen planten voor een andere wereld. Over de mensen die de laatste tijd op ons pad komen waarmee we idealen delen…over…
‘Ik moet plassen…’
‘Mama! Ik moet plassen!’